
Ontwikkelingsgericht opleiden draait om het zichtbaar maken van groei. Niet alleen in cijfers of resultaten, maar vooral in hoe studenten zich ontwikkelen in beroepshouding en persoonlijk leiderschap. Het portfolio is daarin een krachtig instrument: het maakt leren concreet en tastbaar. Studenten verzamelen bewijs, reflecteren op hun gedrag en krijgen zo eigenaarschap over hun leerproces.
Maar wat als een student niets toevoegt of deelt in zijn portfolio? Veel docenten en managers herkennen dit dilemma. Je wilt studenten eigenaarschap geven, maar tegelijk ook zicht houden op hun ontwikkeling. Betekent niets toevoegen dan dat je als docent met lege handen staat? Zeker niet.
Eigenaarschap ≠ vrijblijvendheid
Een eerste belangrijk uitgangspunt: eigenaarschap is niet vrijblijvend. Het portfolio is geen optioneel bijproduct, maar een essentieel onderdeel van het leerproces. Wanneer een student niets toevoegt, zegt dat óók iets: het laat zien dat hij (nog) geen eigenaarschap toont.
In plaats van dit te zien als een probleem, kunnen we het beschouwen als waardevolle informatie. Het geeft een startpunt voor het gesprek: waarom laat de student niets zien? Waar ligt de blokkade? Misschien is het onzekerheid, misschien ontbreekt het inzicht in wat er verwacht wordt, of misschien gaat het over motivatie.
Duidelijke kaders
Juist daarom zijn duidelijke kaders essentieel. Studenten kunnen pas eigenaarschap nemen als zij weten wat er van hen verwacht wordt. Succescriteria, rubrics en ontwikkelplannen maken concreet welke stappen gezet moeten worden.
Voorbeeld: Ruben, 17 jaar, worstelt met zijn beroepshouding. In plaats van een vaag oordeel “je bent te brutaal”, laat de rubric zien welke gedragingen horen bij afhankelijk, zelfstandig en professioneel communiceren. Daarmee wordt het gesprek objectiever, transparanter en voor de student beter te begrijpen.
Als Ruben niets uploadt in zijn portfolio, kan de docent teruggrijpen op de rubric: “Dit is het gedrag dat je minimaal moet laten zien. Hoe ga jij dat zichtbaar maken?” Zo wordt eigenaarschap concreet en niet vrijblijvend.
Het gesprek als hefboom
Een leeg portfolio is dus geen eindpunt, maar een hefboom voor een goed gesprek. Het groeigesprek kan starten met de vraag: “Welke stappen ga jij zetten om je groei bewust te laten zien?”
Daarmee verschuift de focus van “je hebt niets gedaan” naar “wat ga jij nu ondernemen om wél bewijs te laten zien?”. Dit geeft de student verantwoordelijkheid en activeert reflectie. Bovendien leert hij dat ontwikkeling zichtbaar móet zijn, niet alleen gevoeld of gedacht.
Voor docenten is dit een kans om te begeleiden, te spiegelen en richting te geven. Het gesprek wordt waarderend en toekomstgericht, in plaats van oordelend en terugkijkend.
Team & transparantie
Een ander risico bij lege portfolio’s is willekeur. De ene docent vindt dat de student wel een kans verdient, de ander dat het zo niet verder kan. Daarom is teamafspraak en transparantie cruciaal.
Door documentatie en gezamenlijke criteria vast te leggen, ontstaat een gedeelde taal. Niet de losse indruk van één docent bepaalt de toekomst van een student, maar het team kijkt samen naar de beschikbare bewijzen of het gebrek daaraan.
Dat geeft veiligheid voor studenten én docenten. Voor Ruben betekent dit dat hij weet waarop hij beoordeeld wordt, en dat zijn toekomst niet afhangt van toevallige meningen. Voor docenten betekent dit rust en houvast: beslissingen zijn gedragen en onderbouwd.
De kernboodschap
Eigenaarschap betekent dat de student zijn ontwikkeling moet laten zien. Doet hij dat niet, dan ís dat precies het gespreksonderwerp.
Een leeg portfolio is dus niet een leeg signaal. Het is informatie die zichtbaar maakt dat een volgende stap nodig is. Het vraagt van docenten dat zij doorvragen, spiegelen en kaders bieden. En het vraagt van teams dat zij gezamenlijk optrekken in hun beoordeling.
Reactie plaatsen
Reacties