
In het mbo is samenwerking tussen student, docent én ouder niet vanzelfsprekend, maar wel van onschatbare waarde. Zeker wanneer de ontwikkeling van een student stagneert, wordt de kwaliteit van het gesprek bepalend. Toch voelen gesprekken met ouders soms spannend. Hoe houd je het open, eerlijk én constructief?
Begin vóór het probleem
Het komt veel voor dat ouders pas bij het eerste zorgelijke signaal worden geïnformeerd. Dat zorgt voor schrik, weerstand en wantrouwen. Door ouders vanaf het begin van het leerproces te betrekken, creëer je gedeeld eigenaarschap. Laat ouders zien hoe er gewerkt wordt: met succescriteria, met rubrics, met zicht op groei. Zo ontstaat een gedeeld vertrekpunt voor gesprekken later.
Van onderbuikgevoel naar onderbouwing
Lastige gesprekken worden moeilijker als ze niet goed onderbouwd zijn. Door te werken met succescriteria en ontwikkelingsgerichte rubrics kun je objectief laten zien wat er wel en niet zichtbaar is in het gedrag, de inzet of leerhouding van een student. Dat maakt het gesprek transparanter en eerlijker. Niet: “We vinden dat het niet goed gaat,” maar: “We zien dat deze student nog geen initiatief neemt in samenwerking, wat we terugzien in de rubric.”
Het gesprek draait niet om falen, maar om groei
Ouders willen meestal hetzelfde als jij: dat hun kind zich ontwikkelt. Als je het gesprek voert vanuit het perspectief van ontwikkeling; wat helpt deze student om verder te komen? Dan ontstaat er ruimte voor samenwerking. De rubric of succescriteria vormen dan geen beoordelingslijstje, maar een gespreksstarter. Wat zien we? Wat mist er nog? Wat is er nodig?
Ouders zijn geen externe partij, maar bondgenoten in het leerproces van de student. Door hen vroegtijdig en vanuit openheid te betrekken, leg je een stevige basis voor het moment dat het echt spannend wordt. Met de juiste taal en de juiste tools wordt het gesprek minder beladen en veel krachtiger.
Zij willen niets liever dan gezien worden, net als de student. En net als wij.
Reactie plaatsen
Reacties