
Motivatie. Een woord dat vaak valt in docentenkamers, studieloopbaangesprekken en studentbesprekingen. “Hij is niet gemotiveerd.” “Ze laat geen inzet zien.” “Het zit er wel in, maar het komt er niet uit.”
Maar wat bedoelen we eigenlijk met motivatie? En vooral: hoe kunnen we die aanwakkeren, begeleiden en versterken, in plaats van er alleen op te ‘monitoren’? In ontwikkelingsgericht opleiden is motivatie geen aanname, maar een onderdeel van het leerproces. En daar kunnen we als begeleiders meer invloed op uitoefenen dan we soms denken.
Motivatie is de interne drijfveer om ergens energie in te steken, vol te houden, jezelf te verbeteren. In het mbo komt die motivatie zelden ‘voorgeprogrammeerd’ binnen. Veel studenten hebben nog geen helder beroepsbeeld, zijn zoekend in wie ze zijn, en hebben misschien negatieve schoolervaringen achter de rug.
Volgens de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2000) ontstaat duurzame motivatie als drie psychologische basisbehoeften vervuld zijn:
-
Autonomie – ik mag invloed uitoefenen op mijn leerproces
-
Competentie – ik kan dit (of: ik leer het steeds beter)
-
Verbondenheid – ik hoor erbij, ik voel me gezien
Ontwikkelingsgericht werken = motiveren in actie
Ontwikkelingsgericht opleiden betekent: studenten helpen groeien: in gedrag, leerhouding én zelfinzicht. Groei motiveert. Maar dan moet die groei wel zichtbaar, concreet en betekenisvol zijn.
Hoe dan?
-
Door ontwikkeling tastbaar te maken, met behulp van groeikaarten, leerdoelen en succescriteria. Als studenten merken dat ze stappen zetten, hoe klein ook, groeit het vertrouwen: “Ik kan dit dus.”
-
Door studenten medeverantwoordelijk te maken. Niet loslaten, maar co-regie bieden. Bijvoorbeeld door samen een leerdoel te formuleren dat raakt aan hun gedrag of houding: “Ik wil leren beter samen te werken.”
-
Door te werken aan relatie. Studenten willen zich gezien voelen, juist als het moeizaam gaat. Een spiegelgesprek, een coachende vraag, een compliment op inzet in plaats van op resultaat, dat maakt uit.
Motivatie is zichtbaar gedrag, maar ook een verhaal
Een veelgemaakte fout is om motivatie te meten aan de buitenkant: wie komt op tijd, wie werkt stil, wie maakt opdrachten. Maar motivatie is meer dan gedrag. Soms komt het in golfjes. Soms verdwijnt het tijdelijk. En soms komt het pas op gang als er ruimte is voor succeservaringen en zelfsturing.
Daarom werken we in De Groeiwijzer met succescriteria als groeilijnen. Niet om ‘goed gedrag’ af te vinken, maar om het gesprek te voeren:
“Wat motiveert jou?”
“Wanneer lukt het wél?”
“Wat heb jij nodig om in beweging te komen?”
Wat als motivatie structureel ontbreekt?
Ook dat gebeurt. Soms ontbreekt niet alleen inzet, maar ook ontwikkeling. Dan is het belangrijk dat we niet alleen 'de motivatie' benoemen, maar:
-
onderzoeken of de drie basisbehoeften vervuld zijn;
-
kijken wat de student nodig heeft om tot bloei te komen;
-
en als het echt niet passend blijkt: samen reflecteren op een mogelijk andere route.
Maar pas na interventies, niet bij de eerste deuk. Want motivatie groeit, net als vaardigheden, in een ondersteunende leeromgeving.
Wat betekent dat voor ons als docent?
-
We kunnen motivatie niet afdwingen, maar we kunnen wel voorwaarden scheppen waarin het kan groeien.
-
We moeten alert zijn op signalen van afhaken, zonder direct te labelen als ‘geen motivatie’.
-
We ontwerpen leeromgevingen waarin studenten eigenaarschap kunnen ontwikkelen: met steun (co-regie), succeservaringen en verbinding.
Reactie plaatsen
Reacties