Zelfregie is niet hetzelfde als: “zoek het maar uit”

Zelfregie. Een prachtig onderwijsdoel, zeker in het mbo. We willen studenten die zelfstandig keuzes maken, initiatief tonen, kunnen plannen, reflecteren en verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces.

Maar eerlijk is eerlijk: dat kunnen ze (nog) niet altijd. En dat is ook niet vreemd. Want zelfregie is geen knopje dat we aanzetten zodra een student de opleiding binnenloopt. Het is iets wat je leert, oefent en ontwikkelt. En dat vraagt meer dan zeggen: “Je bent hier verantwoordelijk voor je eigen leerproces.”

 

Zonder structuur, kaders of steun is dat geen ruimte geven, het is loslaten. En loslaten zonder begeleiding voelt voor studenten al snel als: “Zoek het zelf maar uit.”

 

Wat is zelfregie (en wat is het niet)?

Zelfregie betekent dat studenten in toenemende mate:

  • keuzes maken in wat, hoe en wanneer ze leren,

  • doelen stellen (en bijstellen),

  • reflecteren op hun ontwikkeling,

  • en leren omgaan met obstakels onderweg.

Maar zelfregie vraagt om voorbereiding én ondersteuning. Want zelfregulatievaardigheden (zoals plannen, doorzetten of reflecteren) ontwikkelen zich pas écht in de praktijk én met hulp van begeleiders.

Co-regie: de tussenfase die het verschil maakt

In de pedagogiek spreken we van co-regie (co regulatie): de fase waarin een student nog niet alles zelf kan reguleren, maar wél begeleid wordt om dat stap voor stap te leren.

Jij als docent of SLB’er:

  • stelt kaders,

  • helpt doelen formuleren,

  • biedt structuur,

  • en leert de student reflecteren op keuzes en gedrag.

Co-regie betekent dus: je gaat naast de student staan, zonder het over te nemen. Je laat eigenaarschap groeien, terwijl je meehelpt bij het opbouwen van vaardigheden en zelfvertrouwen.

 

Zelfregie in de praktijk

Stel je voor: studenten krijgen een opdracht voor drie weken, met het doel zelfstandig te plannen, uitvoeren en presenteren. Je zegt erbij: “Dit is jullie eigen verantwoordelijkheid.”

Wat gebeurt er dan?

  • Een aantal studenten gaat aan de slag. Ze plannen, overleggen en komen tot een mooi resultaat.

  • Een ander deel kijkt eerst de kat uit de boom en loopt al snel vast.

  • En sommigen beginnen nauwelijks of haken mentaal af: “Ik snap niet wat ik moet doen.”

Waarom? Omdat het niveau van zelfstandigheid niet gelijk is aan het niveau van ontwikkeling. Als we geen co-regie inzetten, belanden sommige studenten in onzekerheid, uitstelgedrag of afhaken.

 

Wat kun je doen als begeleider?

  1. Bied structuur in fases:
    Werk toe naar zelfstandigheid, maar bouw het op. Begin met strakke kaders en laat die langzaam los.

  2. Gebruik succescriteria voor leerhouding:
    Laat studenten zien waar ze aan kunnen werken (zoals initiatief tonen, plannen of feedback gebruiken). Bespreek dit ook zichtbaar.

  3. Stel samen doelen op:
    Niet: “Wat wil jij leren?”
    Maar: “Waar zie jij dat je kunt groeien  en hoe gaan we dat aanpakken?”

  4. Reflecteer op het proces:
    Laat studenten terugkijken op hun aanpak. Wat werkte? Wat was lastig? Wat kun je de volgende keer anders doen?

  5. Gebruik De Groeiwijzer als taal en richting:
    Zet het groeiperspectief centraal. Zelfregie gaat niet over controle, maar over ontwikkeling  en die mag er verschillend uitzien per student.

 

Zelfregie is een belangrijk doel, maar géén beginpunt. Studenten ontwikkelen eigenaarschap in interactie met begeleiders die meebewegen: ondersteunen waar nodig, loslaten waar mogelijk.

Met De Groeiwijzer als kompas én co-regie als tussenstap kunnen we dat proces begeleiden zonder te sturen, én ruimte geven zonder te laten vallen.

Want zelfregie groeit niet van loslaten, maar van gesteund zelfstandig worden.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.