Hoe ondersteunen we ontwikkeling? De 3 niveaus van interventies

Als we studenten echt willen ondersteunen in hun ontwikkeling, moeten we als onderwijsprofessionals verder kijken dan het klaslokaal. Een krachtige leeromgeving ontstaat niet alleen door goed lesgeven, maar juist door samenhang en samenwerking op verschillende niveaus.

Binnen De Groeiwijzer werk ik daarom met drie niveaus van interventie. Elk niveau draagt bij aan de groei van studenten, maar vraagt ook een ander soort bewustzijn van jouw team.

 

Pedagogisch-didactisch handelen

Wat doet de docent in de klas?

Dit is de basis. Hier gaat het om de dagelijkse praktijk: hoe je lessen vormgeeft, structuur aanbrengt, leerdoelen bespreekt, en hoe je feedback geeft. Het zijn de keuzes die je maakt in instructie, activerende werkvormen, of het creëren van een veilig leerklimaat.

Maar ook: hoe je ruimte geeft voor fouten, hoe je omgaat met verschillen tussen studenten, en hoe je motivatie stimuleert.

🗝️ Hier begint het groeigericht werken: studenten zien wat ze nog kunnen leren, en worden actief eigenaar van hun leerproces.

 

Begeleiding & coachende rol

Wat doen we in de begeleiding buiten de les?

Op dit niveau kijken we naar de relatie tussen student en begeleider, in de vorm van SLB-gesprekken, ontwikkelgesprekken, portfolio-begeleiding of mentormomenten.

Begeleiding is meer dan voortgang bijhouden: het is een kans om te coachen, te spiegelen en te helpen reflecteren. Door gesprekken over leerhouding, persoonlijk leiderschap en ontwikkeling te voeren, maken we leren persoonlijk en betekenisvol.

🗝️ Hier ondersteunen we zelfregie en eigenaarschap. Studenten leren niet alleen wat ze moeten doen, maar vooral hoe ze kunnen groeien, ook als het moeilijk wordt.

 

Teamcultuur & samenwerking

Hoe stemmen wij als team op elkaar af?

Het derde niveau wordt vaak vergeten, maar is misschien wel het krachtigst: de teamcultuur. Wat spreken wij als collega’s af over feedback, gedrag, begeleiding? Geven we studenten tegenstrijdige signalen, of bouwen we aan een gezamenlijke lijn?

Als studenten ervaren dat de ene docent veel ruimte geeft en de ander vooral toetst, ontstaat verwarring. Maar als we gezamenlijk heldere afspraken maken over hoe we ontwikkeling benaderen, bijvoorbeeld met succescriteria, 0-metingen of reflectiemomenten, dan ontstaat er rust en richting.

🗝️ Hier creëren we de bedding waarin pedagogisch en begeleidingshandelen kunnen wortelen. Zonder stevige samenwerking, geen duurzaam ontwikkelingsgericht onderwijs.

 

Waarom zijn alledrie de niveaus nodig?

Je kunt de mooiste lessen geven, maar als studenten nergens terechtkunnen met vragen over hun leerproces, mist er iets. Je kunt sterke coachingsgesprekken voeren, maar als collega’s heel anders kijken naar gedrag of inzet, ontstaat verwarring. En je kunt als team goed overleggen, maar zonder concrete praktijk in les en begeleiding, blijft het bij intenties.

Onderwijsontwikkeling is geen soloactie. Het is het resultaat van doen, begeleiden én afstemmen.

Wat doet dit met de autonomie van docenten?

Deze vraag krijg ik vaak gesteld. Als we allemaal hetzelfde moeten doen, waar blijft dan mijn autonomie als docent?

Een terechte vraag, waar aandacht voor mag zijn.

Het werken op de drie niveaus : pedagogisch-didactisch handelen, begeleiding & coaching en teamcultuur & samenwerking  heeft directe impact op de autonomie van docenten. Die impact is tweeledig: het daagt uit, maar het versterkt ook. Hier leg ik het uit in drie punten:

 

Autonomie wordt collectief én professioneel ingevuld

Traditioneel wordt autonomie vaak gezien als: “Ik bepaal zelf wat ik doe in mijn klas.” Maar in een ontwikkelingsgerichte context betekent autonomie niet dat je alleen beslist, maar dat je vanuit professionele ruimte samen verantwoordelijk bent. Je autonomie wordt dan niet kleiner, maar dieper en betekenisvoller.

Door af te stemmen met collega’s over bijvoorbeeld succescriteria, leerdoelen of begeleidingsaanpak:

  • voorkom je tegenstrijdige signalen richting studenten,

  • én vergroot je je impact, omdat je samen werkt aan duurzame groei.

🗝️ Autonomie blijft bestaan, maar verschuift van “vrijheid in afzondering” naar “ruimte in verbinding”.

 

Je pedagogisch kompas blijft leidend

Juist binnen de drie niveaus behoudt elke docent een sterke rol. Op niveau 1 (pedagogisch-didactisch handelen) ben jíj degene die keuzes maakt:

  • Hoe geef jij feedback?

  • Hoe stimuleer jij eigenaarschap?

  • Hoe reageer jij op stil of zoekend gedrag?

Het model legt dus geen werkwijze op, maar biedt een kader waarin je je eigen stijl en visie kunt inzetten, binnen een gedeelde richting.

📣 In plaats van autonomie als “vrijheid om alles zelf te bepalen”, wordt het: “de vrijheid om als professional keuzes te maken die bijdragen aan een gedeeld doel.”

 

Samenwerken vergroot professionele kracht

Autonomie kan ook kwetsbaar zijn, zeker als je het gevoel hebt dat je het alleen moet doen. Werken aan teamcultuur (niveau 3) zorgt voor rugdekking en vertrouwen:

  • Je kunt met collega’s afstemmen, bijschaven en reflecteren.

  • Je leert van elkaar zonder dat je autonomie kwijtraakt.

  • Je staat steviger in je rol, omdat je weet: ik ben onderdeel van iets groters.

💬 Veel docenten geven aan: “Juist doordat we samen kaders hebben, voel ik meer ruimte in mijn les om keuzes te maken.”

 

Het drie-niveausmodel vraagt van docenten dat ze hun autonomie herijken: van individueel naar professioneel, van losstaand naar afgestemd. Dat kan spannend zijn, maar het levert uiteindelijk méér op:

  • meer helderheid,

  • meer impact,

  • en meer gezamenlijk eigenaarschap over ontwikkeling.

Want echte autonomie is niet: alles zelf bepalen.
Echte autonomie is: professioneel kunnen handelen, met ruimte én richting.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.